CUBA

Bevroren onder de zon.

Onze trektocht door Cuba in juli 2004 leverde onthutsende contrasten op. Verpauperde buurten gaan hand in hand met monumentale gebouwen als het Capitool. Armoede en lege winkels in steden als Havana of Santiago en zelfs op het platteland staan in schril contrast met de luxe resorts in Varadero.
De revolutie heeft Cuba in een omknellend isolement gebracht. Het land en zijn bevolking verdienen beter.

INTERCONTINENTALE VLUCHT

De vlucht van Madrid naar Havana over de Atlantische Oceaan verloopt opperbest. Het uur vertraging op de luchthaven van de Spaanse hoofdstad wordt tijdens de oversteek van de oceaan opgehaald zodat we keurig op tijd in Havana landen.
Na een doorgedreven grenscontrole wachten we op onze koffers. De bagageband loopt tergend traag en de koffers vallen slechts druppelsgewijs binnen. Na een uur zonder koffer maakt zich een lichte vorm van paniek over Martine meester. Onze koffer is nog steeds niet van de band gerold en een andere koffer, gelijkend als twee druppels water op de onze, blijft ons ronde na ronde passeren. Als we de wanhoop nabij zijn, ploft een rode samsonite op de zwarte band. De zucht van opluchting is door het hele luchthavengebouw te horen. Toch is onze landing nog niet achter de rug. De sensoren van de douane hebben iets in onze koffer ontdekt en we moeten onze bagage laten controleren. Uiteindelijk is het de portable PC die de sensoren heeft doen flikkeren. Na een aantal obligate vragen pakken we onze spullen terug keurig in, verdwijnen we razendsnel uit de luchthaven en klampen we een taxichauffeur aan. De rit naar ons hotel kost 25 dollar en laat als het is willen we op de prijs niet afpingelen. Dat er in Cuba brandstofschaarste heerst, wordt ons meteen duidelijk. Bij elk verkeerslicht, bergaf of andere gelegenheid wordt de motor afgezet om enkele druppels energie te besparen. De boordinstrumenten melden verschillende keren dat de brandstoftank bajo is. We geraken uiteindelijk toch op onze bestemming. We zijn amper uitgestapt of een zwerm schooiers verdringt zich rond de taxi, bedelend om een aalmoes in harde Amerikaanse valuta. De taxichauffeur neemt nu ook de rol van bodyguard ter harte en loodst ons naar de ingang van hotel Florida, een achttiende-eeuws zorgvuldig gerenoveerd gebouw in pure koloniale stijl, met zuilen en bogen rondom een centraal plein. De kamers zijn naar Cubaanse normen zeer luxueus en smaakvol ingericht. Het is laat en we kruipen meteen onder de wol voor een verkwikkende nachtrust.

REISROUTE

ONZE TOP-10

  1.  Nostalgisch Trinidad.
  2.  Nostalgie in Habana Viejo.
  3.  Perfecte ansichtkaarten van Viñales.
  4.  La Habana: wondermooi, relaxed en authentiek
  5.  De dominerende burcht El Morro.
  6.  Manaca Iznaga in de Vale de los Ingenios.
  7.  Luilekkerland op Cayo Levisa.
  8.  El Cobre, de basiliek van de voormalige hoofdstad van Cuba.
  9.  Ongeloofelijke ervaring op de markt in Camagüey.
10.  Het gigantische Plein van de Revolutie in Havana.

HAVANA

De geschiedenis van Cuba reflecteert zich in het straatbeeld van Havana. Verpauperde huizenrijen gaan hand in hand met grootse monumentale gebouwen als het Capitool. Het Cubaanse verleden is in haar stenen genoteerd. Vóór de revolutie trachtte de kleine burgerij de suikerpaleizen van de rijke grootgrondbezitters te imiteren. Elk huis heeft wel een zuilenrij en een balkon. Je merkt ook de invloed van Europese architecten die tussen 1900 en 1950 het neoclassicisme van art deco- en art nouveau-accenten voorzagen. De Cubaanse gemeenschap getuigde van een bruisend bestaan: de namen van de loges, sociale clubs en verenigingen prijken, verweerd weliswaar, op de gevels van de gebouwen. En tenslotte merk je ook hoe dit verleden door de Revolución werd opgeslokt, hoe architectuur werd opgeofferd aan het sociale collectivisme.
We beginnen onze stadswandeling op de Plaza del Catedral waar de kathedraal met haar barokke gevel en twee torens domineert. We nestelen ons op de trappen van het Palacio de los Marqueses de Aguas Claras en bekijken het plein met zijn mooie gebouwen.
We wandelen verder door de straten van Havana waar taxifietsen en Chevy’s uit de jaren vijftig ons pad kruisen. Bij El Templete, een neoklassiek tempeltje, stond de heilige ceibaboom van de Taino-indianen, lang voor Havana in 1519 werd gesticht. De Plaza des Armes, het plein vóór El Templete, werd het centrum van het koloniale bestuur. Een salsabandje brengt ons in de stemming met hun olijke Guantanameira maar troggelt ons drie dollar voor de speelse serenade af. De Plaza des Armes is het geliefkoosde terrein van de bouquinistes. De stalletjes met tweedehands publicaties vervangen niet echt de quasi-afwezigheid van gewone boekhandels. Op de Plaza de San Francisco de Asisi torent de gelijknamige kerk ver boven alles uit. De Plaza Vieja lijkt weinig veranderd sinds de revolución. Alles is wat ouder geworden, zeg maar versleten. Het Castroregime heeft van meet af aan bepaalde prioriteiten gesteld. Restauratie van de gebouwen hoorde daar duidelijk niet bij.De grote gebouwen rond het Parque Central, op de grens tussen Habana Vieja en Centro Habana, spreken voor zich: het Capitolio, het Gran Teatro, hotel Inglaterra. De befaamde oldtimers, grote Cadillacs, Buicks en Oldsmobiles uit de jaren vijftig, vrijwel de enige wagens, op een aftandse Lada na, die we te zien krijgen, soms nog glanzend in de lak, soms gelapt en onder de stopverf, staan stil langs de stoepranden als in een openluchtmuseum. Het zijn de symbolen van de voormalige Amerikaanse overheersing en meteen ook van de schaarste aan brandstof.

We nemen een kijkje in de winkel van de Real Fábrica de Tobacos La Corona. Prompt worden we door een jonge man aangesproken. Hij kan ons dezelfde (!) sigaren veel goedkoper aan de hand doen. Het is een jinetero, een doortrapte sjacheraar. Jinetero’s ronselen argeloze toeristen voor alles wat maar door dollars betaald kan worden. Het roept een negatief beeld van de Cubaan op, ten onrechte, want de doorsnee Cubaan is authentiek en gastvrij.
Op de Malecón komt de macho in de jonge Cubanen naar boven, duikend van de hoge dijk in het kolkende water, voor de bevallige ogen van mooie meisjes terwijl de Caribische zon stilaan onder gaat.
De volgende dag trekken we naar Vedado, de meest elegante wijk van traditioneel Havana. De oudere wijken van Havana schitteren door hun (vergane) grandeur, in Vedado leeft de echte Cubaan. Het is zaterdag en het is druk in de straten, waarop de hoofdader van dit stadsdeel wel veel verkeer te zien is. Venceremos (We zullen overwinnen.) staat er in het groot op een gevel langs de Avenida de la Independencia. Dergelijke opschriften vind je overal in de stad en verheerlijken de revolutie, Fidel, het land en het socialisme. Voor ons doemt het gigantische Plein van de Revolutie op, een architecturale miskleun en daarenboven ontsierd door de megalomane beeltenissen van de onvermijdelijke Martí en Che Guevara. Het plein dateert nog uit het Batistatijdperk, de ene dwingelandij is er in de andere overgegaan.

VERSTIKKEND ISOLEMENT

In januari 1959 trok El Líder Máximo Fidel Castro, geflankeerd door Che Guevara en het gedachtegoed van José Martí, triomfantelijk door de straten van Havana. Drie en half jaar na de aanval op de Moncadokazerne verjagen de revolutionairen Batista en zijn aanhang uit het land en installeren een op het socialisme gebaseerd regime.
Vandaag moet het Caribische eiland, dat zoveel prachtigs te bieden heeft, vechten om te overleven. Door het Amerikaanse embargo werd Cuba sinds 1959 van de buitenwereld geïsoleerd. De prioriteiten van het regime en de beperkte economische middelen bevroren de infrastructuur in de tijd. Zolang Fidel en zijn vertrouwelingen aan het bewind blijven, zal Cuba de bewaarplaats voor de grootste verzameling authentieke fiftiesmemorabilia blijven. Een openluchtmuseum met Chevy’s, Cadillacs, maar ook een macabere hoofdstad zonder verkeer, winkels of lichtreclame.

TOERISME

Steeds meer Europese toeristen doorbreken de door de Verenigde Staten koppig volgehouden boycot. Terecht. Cuba is een kleurrijk en vrolijk land, met gastvrije en oprechte mensen. Je mag je echter niet beperken tot Havana, het pittoreske Trinidad en de in luxe badende resorts van Varadero. Je moet het binnenland intrekken. Naar kleine dorpen en steden, naar de prachtige koraaleilandjes met hagelwitte stranden, naar de groene valleien van Viñales, Santiago of Yumuri.
We trokken achttien dagen door dit betoverende land. We zagen de authenticiteit van La Habana Vieja en het aanlokkelijke Trinidad. We proefden met gulle teugen van Cuba, maar smaakten ook de rauwe werkelijkheid van de gevolgen van het regime van Castro. Op de koffie bij de familie van onze gids zagen we de povere levensomstandigheden van de modale Cubaan. Cuba verdient dit isolement niet, de Cubanen verdienen beter.

CAYO LEVISA

Na een boottochtje van een klein half uur bereiken we het paradijselijke Cayo Levisa, waar we met rum en mangosap verwelkomd worden. Hoe kan het anders in Cuba!
De volgende dag ontwaken we op een zonovergoten eiland. Een hemelsblauwe lucht met een enkel wolkje, een diepblauwe oceaan met kristalhelder water en een hagelblank strand nodigen ons uit. We luieren gedurende de hele dag.
Cayo Levisa is een klein paradijs. In de late namiddag nemen we tegen onze zin afscheid. Het bootje brengt ons terug naar het vasteland. We hebben een dikke veertig kilometer voor de boeg en kunnen op goede wegen doorrijden. Even voorbij Palma pikken we een Cubaan op. Hij is op weg naar zijn werk, hotel San Vicente, dat niet ver van het onze ligt. Het geeft ons zekerheid dat we op de goede weg zijn en kunnen tevens ons Spaans bijschaven. Gracias por el autostop. Hij bedankt ons voor de lift terwijl we hartelijk afscheid nemen.

VIÑALES

De volgende ochtend doorboren rotsformaties van kalksteen de ochtendnevel boven Cuba’s vruchtbare Valle de Viñales. Rivieren en regen hebben de steile heuvels afgesleten, waardoor talrijke grotten zijn ontstaan. Samen met de talrijke palmbomen wiens kruinen boven de nevel uitstijgen, vormen zij het gezicht van de vallei. Samen met een aantal vroege vogels vergapen we ons aan deze natuurpracht terwijl de natuur ontwaakt.
Door het onweer van de vorige nacht is de elektriciteit uitgevallen zodat we ons niet kunnen verwarmen aan een kopje dampende koffie. Geen nood echter, want het kwik loopt al snel tot boven de dertig graden op. Onze gids is landbouwingenieur en woont zelf in de vallei. Hij leidt ons door de streek en wijdt uit over het leven op het platteland, werken in Cuba en de alomtegenwoordige controleurs van de staat, de teelt van groenten en fruit. Solo gano quince dólares al mes por administrar el valle y los guías me dan un ingreso extra. Hij verdient slechts vijftien dollar per maand voor het beheer van de vallei en gidsen levert een extra inkomen op.
We houden halt bij een tabakskweker en maken kennis met de tabaksplant, de zaai- en plantmethode, de oogst en hoe tabak gedroogd wordt. Als we onze wandeltocht verderzetten, gaat het gesprek over de landbouwers en de tabaksfabrieken, hoe weinig de landbouwers voor de tabak krijgen en hoe de staat de tabaksproductie nauwgezet controleert.
De wolken trekken zich tot een donkere massa bij mekaar en het koelt snel af, wat de voorbode van een tropisch onweer is. Al snel moeten we schuilen voor de gutsende regen en maken we kennis met de familie van onze gids. We worden in de rudimentaire maar kraaknette hut zeer gastvrij ontvangen. Terwijl de regen neerplenst leren we bij een kopje pittige koffie het echte Cuba kennen. Het praten vlot maar moeilijk maar begrijpen doen we mekaar opperbest. Als de regen even ophoudt nemen we afscheid en spoeden we ons terug naar het centrum van Viñales. ’s Avonds eten we in een casa particular, een restaurantje in het huis van een Cubaanse familie.

CIENFUEGOS

In Playa Girón verblijven we in een vakantie-oord dat door de staat gerund wordt. We ontmoeten er de Belgen die we in Cayo Levisa leerden kennen en een ander Vlaams gezin. Ze waarschuwen ons voor de kwaliteit van de keuken. En gelijk hebben ze! Reisgidsen waarschuwen om door de staat gerunde restaurants en hotels te vermijden en we mochten hun gelijk zelf ondervinden.
In het charmante stadje Cienfuegos verpozen we op de centrale markt, gewijd aan José Martí, onafhankelijkheidsstrijder van het eerste uur. We trekken door de straten van het neo-classicistisch stadje, terwijl we langs architecturale pareltjes als het Teatro Tomás Terry en de kathedraal glijden.
Vanop het dak van het Palacio del Valle hebben we een fantastisch zicht op de baai van Cienfuegos. In het westen zien we ook de contouren van de kerncentrale van Jaraguá, waarvan de bouw in 1982 werd gestart. De centrale is wegens gebrek aan financiële middelen nog steeds niet actief.

TRINIDAD

Trinidad, alleen al de naam klinkt mythisch in onze oren. Het roept beelden op van geketende slaven die dromen van opstand en machtige suiker-families die zichzelf met inteelt ten gronde richten. We lopen over de typische kasseiwegen van de oude binnenstad, kijken binnen in de armtierige huizen met koloniaal meubilair, waarvoor in Europa of Amerika duizenden euros of dollars neergeteld worden. In een kleine bar trakteert een bandje ons op salsamuziek.
In de Museo Histórico Municipal krijgen we een zicht op het leven in Cuba in de negentiende eeuw. Een beter zicht krijgen van op de klokkentoren van het Museo Nacional de la Lucha Contra Bandidos of zoals de contrarevolutie uitgedrukt wordt. Foto’s en voorwerpen van de revolutie zijn tentoon gespreid. We puffen uit op de trappen van de Plaza Mayor, waar ooit de slaven zij aan zij zaten, wachtend op een nieuwe eigenaar. Het is echter warm, zeg maar snikheet in Trinidad. We vluchten terug naar het parelwitte strand van Playa Ancón en zoeken verfrissing in het azuurblauwe water van de Caribische Zee.
Pas als de avond valt en de silhouetten van de huizen zicht donker tegen de hemelsblauwe lucht aftekenen, komt de magie van Trinidad terug naar boven. We slenteren door de charmante straatjes, langs vervallen huizen waar mensen nog op straat leven en houden halt bij de kerk van Santa Anna. Op de Plaza Mayor treffen we het Belgische gezin die we reeds in Playa Girón ontmoetten. Zij verblijven in een pracht van een koloniaal huis maar moeten een piepklein kamertje zonder airco met vier mensen delen.

CAYO BLANCO

Met een catamaran bereiken we na een dik uur Cayo Blanco, een klein eilandje, een dikke vijfentwintig kilometer van het vasteland verwijderd. De zee is wat te onstuimig zodat de meer interessante koraalriffen niet te bereiken zijn. We moeten met een uurtje snorkelen genoegen nemen. We zien er zwart koraal en veelkleurige vissen.
Op het eiland stoten we op een kolonie leguanen. De monsterachtig ogende reptielen doen echter geen vlieg kwaad. Na het middagmaal en een namiddagje luieren, zwemmen en zonnen varen we terug naar Playo Ancón waar we na een geslaagde dag terug aanmeren.

VALLE DE LOS INGENIOS

We werpen vanop de Mirador de la Loma de Puerto een blik op de volledige vallei van de suikerplantages. Tien kilometer verderop houden we halt bij de suikerrietplantage van Iznaga waar de Manaca Iznaga vierenveertig meter boven de oppervlakte torent. We beklimmen de toren vanwaar de slaven die op de plantage werkten, in oog gehouden werden. Nu biedt de toren een wijds panorama op de omgeving.
We botsen terug op Anita en Marc die we ook al in Cayo Levisa en Playa Girón ontmoetten. Het weerzien is hartelijk, we willen op het terras van de tot restaurant omgebouwde hacienda iets gaan drinken maar worden door een Cubaanse uitgenodigd om suikerriet te persen. Het is heet en we moeten werken, slavenarbeid presteren zelfs. Uit het suikerriet wordt vrij veel sap geperst, dat samen met gekoeld limoensap en rum tot een cocktail gemixt wordt. We laten ons de verfrissing, na de zware inspanning, smaken en moeten er tot onze verwondering nog twee dollar voor neertellen.

CAMAGÜEY

Voor we ons op weg zetten naar het zuiden van Cuba en Santiago de Cuba, bezoeken we het centrum van Camagüey. Het stadje stelt weinig voor. We botsen er op dezelfde vuile straten, overspannen met de elektriciteits-kabels, drukke bedoening en vrij veel, maar weinig onderhouden parken.
De ervaring van de dag beleven we op de plaatselijke markt. Onze mond valt, samen met deze van een tiental andere toeristen, wijd open van verbazing. Het varkensvlees ligt er open en bloot op vuile houten togen, niet gekoeld, omzwermd door tientallen vliegen. Onze maag keert bij het zien van dit schouwspel.
We wandelen onder de indruk verder over de markt waar ook groenten en fruit verkocht worden, naast belegde broodjes en andere gefrituurde versnaperingen. Eten doen we er echter niet.

EL MORRO

Om de baai en de stad van Santiago de Cuba tegen piraten te beschermen, bouwden de Spanjaarden van 1633 tot 1693 een burcht op de rots bij de nauwe monding van de baai. Het kasteel van El Morro (wat het Spaans is voor rots) werd volledig gerestaureerd en werd door de UNESCO op de lijst van het werelderfgoed opgenomen.
Op weg naar El Morro vragen we de weg naar het kasteel aan de monding van de baai aan een voorbijganger die toevallig ook gids is. Achteraf bleek dat hij niet zo toevallig aan het einde van de autopista stond te wachten. Hij neemt ons voor een kleine vergoeding de twee volgende dagen op sleeptouw. Hij kent de omgeving als zijn broekzak en de opdringerige jineteros verdwijnen als hij uitstapt. We bezoeken er de verschillende zalen, de cellen en het dak waar de oorspronkelijke kanonnen nog steeds dreigend de omgeving in het oog houden. In de zalen wordt de Spaans-Amerikaanse oorlog aanschouwelijk voorgesteld. Verder wordt de geschiedenis van het fort in tal van foto’s verteld en leren we het verschil tussen piraten en corsairs. Het zijn feitelijk 'legale piraten'. De omgeving is adembenemend. We hebben een fantastisch zicht op de baai van Santiago de Cuba, op de uitlopers van de Sierra Maestra en de Caribische Zee.

SANTIAGO DE CUBA

Orlando loodst ons door Santiago de Cuba. You have preference, sir! waarmee hij bedoelt dat we voorrang hebben. In het centrum van de stad houden we halt bij het mausoleum van José Martí, waar om het half uur de wacht afgelost wordt. De twee soldaten, beiden in gala-uniform en door een officier begeleid, stappen met een overdreven pathetische stap naar het mausoleum waarna ze via een secuur uitgevoerde choreografie de twee andere soldaten aflossen.
Via nauwe straatjes en steegjes, links en rechts laverend om de afgesloten straten te vermijden waar het nakende carnaval voorbereid wordt (twee weken van muziek, dans en drank op het ritme van de salsa), bereiken we de Plaza de la Independencia. Generaal Maceo weerstaat de tand des tijd, gezeten op een paard, en geflankeerd door talloze machetes. Voor de eer van de overwinning, roept men in Santiago de Cuba als men aan de revolutie denkt. En natuurlijk heeft de stad ook een museum over de revolutie. In het Museum van 26 juli, gehuisvest in de Moncada-kazerne, behoudt de herinnering aan deze voor Cuba magische datum.
Cubanen houden van helden en hun sterke verhalen. Zoals het verhaal van de Cubaanse soldaat die, in volle strijd tegen de Spanjaarden, zijn generaal Agramonte vraagt: Generaal, onze munitie is op. Waarmee zullen we nu vechten?  Waarop de generaal prompt zijn machete hoog in de lucht steekt, een charge uitvoert en schreeuwt: Con honor!  Met eer! De gids vertelt het verhaal en dat van de revolutie met veel animo. Castro’s aanval op de kazerne van Moncado, de triomfantelijke toespraak tot de Cubaanse bevolking op 2 januari 1959 en de val van Batista worden vakkundig uit de doeken gedaan.
Maar Cuba is niet enkel revolutie, Cuba staat ook voor rum. We sluiten ons stadsbezoek met een rondleiding in het rummuseum af en krijgen het verhaal van de familie Bacardi te horen. De Bacardi’s hadden rumfabrieken in Cuba en Puerto Rico. Na de revolutie dreigde de familie haar bezittingen te verliezen en weken zij uit naar het andere Caribische eiland, waar nu nog steeds de befaamde witte rum gedistilleerd wordt. Bacardi werd tot Ron de Santiago de Cuba omgedoopt. Samen met de Havana Club dingt het naar de titel van beste en de meest populaire rum van Cuba.

EL COBRE & GRAN PIEDRA

De volgende dag starten we met een bezoek aan El Cobre, de basiliek van de voormalige hoofdstad van Cuba. De weg naar de basiliek is door tientallen venters van bloemen en andere offergeschenken voor de Heilige Maagd afgezet. Op de parking staat onze wagen nauwelijks stil of tientallen verkopers en andere jineteros vallen ons op de nek. Ze worden door onze gids vakkundig afgewezen. Vale … Vale!  Dagelijks komen honderden bedevaarders naar de basiliek afgezakt, vele bekende sportlui (o.a. de hoogspringer en Olympisch kampioen Sotomayor) schonken hun medaille of titel aan de basiliek van Onze Lieve Vrouw van Cobre, en vijftienjarige meisjes, uitgedost in prachtige jurken, komen er de heilige maagd eren. Zoals de traditie het wil.
Veertien steile kilometers slingert de weg naar de hoogte van de Gran Piedra. Na een hoogteverschil van duizend zevenhonderd meter met de wagen en vijfhonderd trappen te voet te hebben overbrugd, krijgen we een adembenemend uitzicht, enkel verstoord door binnenwaaiende mist. Bij een open hemel kan je de contouren van Jamaica zien. Nu zien we de diepblauwe zee en de baai van Guantanamo telkens als de wind de mist voor even weg blaast.

VARADERO

Het is vroeg in de ochtend en de lucht kleurt gedempt oranje boven de daken van Santiago als we onze terugreis naar het noorden aanvatten. Langs de weg zet zich een karavaan van arbeiders, jeugd en bedienden in gang. Zij worden elke dag op- en afgeladen aan sobere kruispunten, zonder wegwijzers, lichten of wachthokjes. Openbaar vervoer is er nauwelijks en de Cubanen verplaatsen zich met paard en kar, per fiets of samengepropt in een laadbak van een vrachtwagen.
Op de autopista staan bij de bruggen of aan de kruispunten handenvol mensen geduldig te wachten. Eén man springt er tussenuit, niet alleen door zijn knalgele overal maar ook door zijn heftige gebaren. El Amarillo, de ‘gele’ in het Nederlands. Zijn job is om auto’s en vrachtwagens tegen te houden en een plaatsje voor lifters te regelen. Het is de enige betaalbare manier van openbaar vervoer voor de meeste Cubanen.
Op twee dagen bereiken we Vardero. We dompelen ons onder in een bad van luxe. Het Mélia Paradisus heeft zijn naam niet gestolen. We belanden in een klein paradijs. De tuin van Eden moet er ongeveer zo uitgezien hebben. Wuivende palmbomen verdringen zich op het spierwitte strand terwijl glashelder water aanspoelt. In dit paradijselijk luilekkerland sluiten we onze reis af, zonnend en pootje badend aan het strand, zwemmen en lezen in en aan de pool, lekker gaan eten en zalig nietsdoen.
Tot ziens, Varadero. Hasta pronto, Cuba.